Botopbouw (kaakverbreding)

Wanneer een tand of kies wordt getrokken, zal het kaakbot gaan slinken. De kaak wordt smaller, maar ook lager. Implantaten moeten bepaalde afmetingen hebben om de (kauw)krachten te weerstaan. In geslonken kaken kan dit niet altijd. De kaak is dan meestal aan de wangzijde te smal geworden waardoor het implantaat na het plaatsen daar onvoldoende bedekt is met bot. Ook kan de beschikbare ruimte in het bot te laag zijn omdat bijv. zenuwen of kaakbijholtes in de weg zitten.

De implantoloog kan dan eerst of ook tegelijkertijd met het plaatsen van de implantaten een kaakverbreding of verhoging (J022 / J030) uitvoeren om dit op te lossen (eng: Guided Bone Regeneration). Het opvullen van de kaakbijholte wordt een sinuslift genoemd.

Botopbouw

In de video is te zien dat een deel van de schroef van het implantaat aan niet bedekt is met bot. Na het plaatsen van het implantaat zal de implantoloog het gebied waar te weinig bot is opvullen met korrels (granulaat) en vaak ook bedekken met een soort van 'velletje', wat een membraan wordt genoemd.

Het membraan schermt het nieuw te vormen bot af voor voor de sneller delende cellen van het tandvlees. Het biomateriaal onder het membraan kan o.a. lichaamseigen bot zijn, maar ook menselijk donorbot, kunstbot of bot van een dier (o.a rund). Afhankelijk van de situatie en de hoeveelheid benodigde botvuller, zal er één of een combinatie van de eerder genoemde materialen gebruikt worden.

De laatste ontwikkelingen bij botopbouwen zijn het gebruik van geconcentreerde bestandsdelen van eigen bloed (met veel groeifactoren) en het gebruik van gemalen tand of kies.

Nieuwe botvorming onder een membraan

Bot biomateriaal in korrels (granulaat) - kunstbot